Hieronder zijn 16 casussen weergegeven. Wilt u per casus aangeven:
- Scoort u een zorginfectie op de dag van het prevalentieonderzoek?
- Zo ja, welke soort zorginfectie, inclusief definitienummer.
Vink na iedere casus "laat het antwoord en de toelichting zien" aan om uw antwoord te controleren.
Als u aan het eind " afronden en antwoorden versturen" aanklikt, dan ontvangt u de door u ingevulde antwoorden op het e-mailadres dat u heeft opgegeven. |
|
Casus 1
Op 5 februari 2019 wordt een 35-jarige man opgenomen op de spoedeisende hulp in verband met duizeligheid, misselijkheid en verwardheid, sinds vijf dagen. Een CT-scan van het hoofd laat een hersenabces zien (3 cm x 1 cm). De patiënt wordt direct opgenomen op de afdeling neurochirurgie.
Anamnese: prikkelbaar darm syndroom
- 5 februari 2019. Temperatuur 38,1°C, er worden bloedkweken afgenomen. Omdat nog niet bekend is wanneer er een biopsie kan worden verricht, wordt gestart met ampicilline/sulbactam IV 3 g 3x daags en metronidazol IV 500 mg 4x daags.
- 8 februari 2019. Er wordt een debridement van het abces verricht. In het operatieverslag staat dat het onmogelijk was om het hele abces te verwijderen. Er worden kweken ingezet van het verwijderde materiaal.
- 11 februari 2019. De wondkweken zijn negatief. Temperatuur 37,7°C, er wordt een infectioloog geconsulteerd.
- 12 februari 2019. De infectioloog schrijft in de status: hersenabces. De patiënt geeft aan al geruime tijd te kampen met bijholteontstekingen van de neus; die de bron van het hersenabces kunnen zijn. De patiënt voelt zich een stuk beter. De metronidazol wordt gestopt, de behandeling met ampicilline/sulbactam wordt voortgezet.
- 18 februari 2019. Er wordt een MRI-scan van het hoofd gemaakt. Het abces is gereduceerd en is nu 1 cm x 1 cm groot. De behandeling wordt voortgezet.
- 3 maart 2019. De patiënt geeft hoofdpijn aan. Temp 38,7°C.
- 6 maart 2019. De patiënt heeft nog steeds erge hoofdpijn. Temp 38,6°C. Er wordt een spoed CT-scan gemaakt: hersenabces vergroot, nu 2 cm x 1,5 cm.
- 7 maart 2019. De infectioloog ziet de patiënt en schrijft: hersenabces uitgebreid, een superinfectie is niet uit te sluiten. Behandeling uitbreiden met vancomycine IV 500 mg 4x daags om ook MRSA te dekken.
Het prevalentieonderzoek vindt plaats op 8 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Diepe POWI (2.1.2) (voldoet aan 8.1 Intracraniële infectie)
Toelichting
FAQ PO - Welke infecties moeten als zorginfectie worden geregistreerd?
Niet registreren
- Infectie aanwezig bij opname (of infectie in de incubatieperiode). Ook een complicatie of uitbreiding van de infectie aanwezig bij opname wordt niet als zorginfectie geregistreerd. Echter, als er sprake is van een ander micro-organisme (andere verwekker, duidelijk ander resistentiepatroon) wordt het als een nieuwe infectie gezien en wel als zorginfectie geregistreerd.
- Ook infecties, waarvan bewezen is dat ze via de placenta zijn overgebracht en die kort na de geboorte worden vastgesteld (bv. toxoplasmose, rubella, cytomegalie, syfilis, en Herpes-simplex-virusinfecties) worden niet als zorginfectie geregistreerd.
Wel registreren
- Nieuwe infectie ontstaan tijdens de huidige opname.
- Nieuwe infectie die ontstaat ten gevolge van een infectie die aanwezig was bij opname. Voorbeelden: secundaire sepsis of prostatitis na een urineweginfectie aanwezig bij opname. Uitbreiding van een infectie aanwezig bij opname veroorzaakt door een ander micro-organisme (andere verwekker, duidelijk ander resistentiepatroon).
- Postoperatieve wondinfectie die ontstaat na een wondklasse 3 of 4 operatie, ook al waren de veroorzakende micro-organismen al bij opname aanwezig.
- Een neonatale infectie als gevolg van het passeren van het geboortekanaal bij een klinische bevalling.
- ZIBO (ZorgInfectie Bij Opname): zorginfectie (die moet hebben voldaan aan de definitieset) aanwezig of behandeld op het moment van het prevalentieonderzoek én aanwezig op het moment van de opname, indien opname binnen 48 uur na ontslag van de vorige opname plaatsvindt. Voor postoperatieve wondinfecties worden de termijnen van 30 of 90 dagen aangehouden. Voor Clostridium difficile infecties geldt dat een infectie vastgesteld in de eerste 48 uur van een opname en heropname binnen 28 dagen als ZIBO wordt geregistreerd.
Bij de toelichting op de resultaten van een prevalentiemeting kan eventueel worden vermeld dat het ziekenhuis relatief vaak patiënten met een infectie heropereert uit andere ziekenhuizen.
Binnen de module prevalentieonderzoek wordt de wondklasse niet meer vastgelegd.
Een infectie die ontstaat na een operatie en die de huid, het subcutaan weefsel of het dieperliggende weefsel van het operatiegebied betreft wordt altijd als postoperatieve wondinfectie geregistreerd. Het is daarbij mogelijk dat de infectie zelf voldoet aan een andere definitie dan genoemd onder 2. Postoperatieve infecties van het operatiegebied, voorbeelden zijn een endocarditis (7.2), mediastinitis (7.4) en een intracraniële infectie (8.1). In dit geval voldoet de beschrijving aan definitie intracraniële infectie (8.1) en wordt als diepe POWI 2.1.2. geregistreerd.
|
|
Casus 2
Op 5 maart 2019 wordt een 55-jarige vrouw opgenomen op de afdeling spoedeisende hulp in verband met ernstige hoofdpijn, braken, dysartrie en verminderd zicht. Dit duurt nu al zo’n vijf uur. Onderzoek wijst uit dat ze koortsvrij is, maar ernstige concentratieproblemen heeft. Er wordt een MRI-scan van het hoofd gemaakt; er wordt een cerebrale arterioveneuze afwijking in de hersenen gezien. Er wordt een open craniotomie verricht en een externe ventrikeldrain achtergelaten. Chirurgische profylaxe: ceftriaxon IV 2 g en vancomycine 500 mg IV. Na de operatie wordt de patiënt opgenomen op de IC.
- 6 maart 2019. De patiënt is koortsvrij (36,6°C), wordt mechanisch beademd en is hemodynamisch stabiel. De patiënt heeft een centraal veneuze jugularis katheter, urinekatheter en een externe ventrikeldrain.
- 7 maart 2019. De patiënt is koortsvrij en ligt aan de beademing.
- 8 maart 2019. De patiënt heeft temp (39,9°C), is hemodynamisch stabiel, maar heeft een toegenomen zuurstofbehoefte. Er worden bloedkweken afgenomen, zowel uit de CVK als perifeer. Ook wordt er een urinekweek afgenomen en de blaaskatheter wordt gewisseld. Een thoraxfoto laat een nieuw infiltraat zien, er wordt een protected specimen brush afgenomen voor een kweek. Meropenem IV 2 g 3x daags wordt gestart.
- 10 maart 2019. De patiënt heeft nog steeds hoge koorts (39,9°C) en wordt beademd. De PSB is positief met een Klebsiella pneumoniae, resistent voor ceftriaxon, ceftazidim, maar gevoelig voor meropenem.
- 11 maart 2019. Temp 37,8°C, hemodynamisch stabiel, beademing. De bloedkweken en urinekweek zijn (nog steeds) negatief.
- 16 maart 2019. De patiënt is koortsvrij, bij bewustzijn en de beademing wordt afgebouwd. De behandeling met meropenem wordt voortgezet. De patiënt heeft nog een CVK, urinekatheter en externe ventrikeldrain.
Het prevalentieonderzoek vindt plaats op 16 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Pneumonie, microbiologisch bevestigd (4.1.1)
Toelichting
De infectie heeft voldaan aan definitie 4.1.1 en op de onderzoeksdag wordt de patiënt nog behandeld met antibiotica.
Op de onderzoeksdag hoeft een infectie niet meer aan de definities te voldoen, maar moet daar in een eerder stadium wel aan hebben voldaan. Infecties worden geregistreerd indien op de dag van het onderzoek nog klinische symptomen aanwezig zijn, dan wel nog behandeling plaatsvindt (voorbeelden: behandeling met antibiotica, wondbehandeling).
|
|
Casus 3
Op 4 maart 2019 wordt een meisje geboren via een keizersnede na een zwangerschap van 28 weken. Haar geboortegewicht is 950 gram, de Apgar scores zijn 8 en 9, 1 en 5 minuten na de geboorte. Het premature meisje wordt opgenomen op de neonatale IC.
- 4-5 maart 2019. De neonaat is aanvankelijk stabiel, maar ontwikkelt gaandeweg het acute respiratory distress-syndroom en wordt geïntubeerd. Er wordt gestart met ampicilline IV 25 mg 4x daags en gentamicine IV 5 mg elke 48 uur. Er worden bloedkweken afgenomen.
- 6 maart 2019. Temperatuur 36,6°C. De bloedkweken zijn nog negatief. De antibiotica worden gestopt. De beademing wordt afgebouwd.
- 7-19 maart 2019. In verband met een voedingsintolerantie wordt gestart met enterale voeding via een neussonde.
- 20 maart 2019. Het meisje heeft bloederige ontlasting. Er is echter geen radiologische aanwijzing voor necrotiserende enterocolitis. Desondanks wordt de enterale voeding gestopt en wordt totale parenterale voeding gestart. Er worden bloedkweken afgenomen en er wordt gestart met ampicilline IV 25 mg 4x daags en amikacine IV 15 mg 1x daags in verband met een niet uit te sluiten necrotiserende enterocolitis.
- 22 maart 2019. De neonaat is koortsvrij en in goede conditie. X-buikoverzicht is normaal. De antibiotica worden gecontinueerd.
Het prevalentieonderzoek vindt plaats op 22 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Geen zorginfectie
Toelichting
Geen aanwijzingen voor een zorginfectie.
|
|
Casus 4
Op 18 maart wordt een 32-jarige vrouw opgenomen op de afdeling verloskunde, zij is twee dagen eerder in het ziekenhuis bevallen van een gezonde zoon. Tijdens de bevalling werd een episiotomie gezet, omdat de bevalling niet wilde vlotten en de baby in foetale nood dreigde te komen. Nu wordt patiënte opnieuw opgenomen, omdat een totaal ruptuur dreigt. Haar zoon wordt opgenomen op de kraamafdeling.
- 18 maart 2019. De patiënt wordt ‘s middags onder algehele narcose geopereerd, de ruptuur wordt gehecht. Voor de operatie krijgt de patiënt cefalozine IV 2 g via een perifeer infuus. Om spanning op de operatiewond te voorkomen verlaat de patiënt de operatiekamer met een katheter à demeure. Daarnaast wordt gestart met Movicolon om de ontlasting soepel te houden.
- 19 maart 2019. De patiënt is koortsvrij, het infuus wordt verwijderd. Er wordt besloten om de verblijfskatheter nog even in situ te laten om de wond niet te belasten.
- 20 maart 2019. Mevrouw wil graag naar huis, bovendien wil ze van de blaaskatheter af. Ze geeft pijn suprapubisch aan. In de middag wordt de katheter verwijderd, nadat een urinekweek is afgenomen en gaan moeder en zoon huiswaarts.
Het prevalentieonderzoek vindt plaats om 10.00 uur op 20 maart.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Uitslag urinekweek afwachten
Toelichting
Reeds afgenomen kweken en kweken afgenomen op de onderzoeksdag worden in de beoordeling betrokken. De kweekuitslagen worden zo nodig op een later tijdstip teruggezocht.
Als er op het tijdstip van de meting geen aanwijzingen zijn dat er sprake zou kunnen zijn van een infectie is het niet nodig om later die dag afgenomen kweken terug te zoeken.
Omdat op het moment van het prevalentieonderzoek klachten worden gemeld die kunnen wijzen op een urineweginfectie moet de kweek die ’s middags wordt afgenomen later worden teruggezocht. Indien de uitslag >10.5 kve/ml is, met niet meer dan 2 soorten micro-organismen is er sprake van een symptomatische urineweginfectie microbiologisch bevestigd (5.1.1).
|
|
Casus 5
Op 21 maart 2019 wordt een 82-jarige vrouw opgenomen via de spoedeisende hulp in verband met heftige spierpijn en koorts gedurende de laatste 2 dagen (38,6°C). Op het moment van presentatie is mevrouw koortsvrij (36,6°C) en hemodynamisch stabiel. Haar rechter been is gezwollen en zeer pijnlijk. De thoraxfoto laat geen afwijkingen zien. Er worden bloedkweken afgenomen en er wordt gestart met ciprofloxacine IV 2x daags.
- 21 maart 2019. De behandelend arts start linezolid IV 600 mg 2x daags in verband met een mogelijke cellulitis van het rechter been. Ciproflocaxine wordt ook gecontinueerd. Een echo van de lever en buik zijn normaal. Ook het doppler onderzoek van beide benen is normaal.
- 23 maart 2019. De patiënt is koortsvrij, maar de bloedkweken zijn positief met gram positieve kokken. De behandeling wordt voortgezet.
- 24 maart 2019. De bloedkweken zijn positief met een Streptococcus pyogenes gevoelig voor penicilline. De behandeling met antibiotica wordt gede-escaleerd, ciproflocaxine en linezolid worden gestopt, er wordt gestart met benzylpenicilline IV 4 miljoen eenheden 6x daags.
- 25 maart 2019. De patiënt is koortsvrij en de behandeling met benzylpenicilline wordt voortgezet.
Het prevalentieonderzoek vindt plaats op 25 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Geen zorginfectie
Toelichting
De infectie was aanwezig op het moment van de opname.
Een infectie aanwezig - of in de incubatieperiode - op het moment van de opname wordt niet als "zorginfectie" geregistreerd.
Uitzonderingen:
- een infectie die ontstaan is in het ziekenhuis en pas na ontslag zichtbaar wordt, zoals bij postoperatieve wondinfecties vaak het geval is,
- een neonatale infectie als gevolg van het passeren van het geboortekanaal bij een klinische bevalling.
- voor het prevalentieonderzoek van PREZIES geldt het volgende: een ziekenhuisinfectie (waarbij de infectie moet voldoen aan de definitieset) aanwezig of behandeld op moment van prevalentieonderzoek én aanwezig op moment van (her)opname wordt als ziekenhuisinfectie aanwezig op het moment van (her)opname (ZIBO) geregistreerd, indien (her)opname binnen 48 uur na het ontslag van de vorige ziekenhuisopname heeft plaatsgevonden. Voor (her)opname met een postoperatieve wondinfectie worden de termijnen van 30 of 90 dagen van de definitie gehanteerd. Voor Clostridium difficile infecties geldt dat een infectie vastgesteld in de eerste 48 uur van een opname én heropname binnen 28 dagen, als ZIBO wordt geregistreerd.
|
|
Casus 6
Op 23 maart 2019 wordt een 86-jarige dame gezien op de afdeling spoedeisende hulp voor misselijkheid en braken. Dit begon een paar uur geleden. Ze heeft geen diarree. Bij binnenkomst heeft ze een temperatuur van 37,6°C, een pols van 90, bloeddruk van 80/150 en een saturatie van 94%. Mevrouw wordt opgenomen op de afdeling interne voor intraveneuze hydratatie.
Anamnese: hypertensie, ischemisch cerebrovasculair accident (oktober 2018) en een recente ziekenhuisopname op de afdeling interne geneeskunde (9-21 februari 2019 ) vanwege een urineweginfectie en nierstenen.
- 23 maart 2019. Er worden urinekweken afgenomen in verband met de recente urineweginfectie en er wordt empirisch gestart met 3x daags 1 gram cefuroxim IV.
- 24 maart 2019. De patiënt is aan de beterende hand en het braken is gestopt. Temperatuur 37,8°C. De urinekweek is positief met gram negatieve staven.
- 25 maart 2019. De patiënt heeft koorts, 39,8°C en tachycardie. Er worden bloedkweken afgenomen. De uitslag van de urinekweek is Proteus mirabilis, resistent voor cefuroxim, ceftazidime en gevoelig voor imipenem en meropenem. De cefuroxim wordt gestopt en er wordt gestart met 3x daags 1 gram meropenem.
- 26 maart 2019. De patiënt heeft nog steeds koorts, 38,6°C. De bloedkweken zijn positief met een gram negatieve staaf. Meropenem wordt gecontinueerd.
- 27 maart 2019. De patiënt is koortsvrij. De bloedkweek is positief voor Proteus mirabilis, resistent voor ceftazidine en gevoelig voor meropenem.
De prevalentiemeting vindt plaats op 27 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Secundaire sepsis (3.4) t.g.v. een urineweginfectie
Toelichting
Een infectie als complicatie of uitbreiding van een infectie die reeds bij opname aanwezig was wordt niet als zorginfectie geregistreerd tenzij verandering in symptomen en/of micro-organismen een nieuwe infectie sterk doet vermoeden. Dit geldt niet voor een postoperatieve wondinfectie die ontstaat binnen de follow-up periode naeen operatie.
De urineweginfectie was aanwezig op het moment van opname (de urinekweken afgenomen op de dag van de opname waren positief) en wordt niet geregistreerd als zorginfectie.
De sepsis, met hetzelfde micro-organisme dat de urineweginfectie veroorzaakt, ontstaat twee dagen later en wordt als een nieuwe infectie gezien.
|
|
Casus 7
Op 11 maart 2019 wordt een verder gezonde 34-jarige man opgenomen op de afdeling chirurgie in verband met symptomatisch galsteenlijden.
- 11 maart 2019. De patiënt wordt geopereerd (laparoscopische cholecystectomie). De procedure verloopt ongecompliceerd, wel was er meer bloedverlies via een van de trocaropeningen dan gebruikelijk. Het OK-verslag maakt ook melding van de aanwezigheid van pus in de galblaas.
- 12 maart 2019. Het gaat al weer beter en de patiënt is zelfstandig naar het toilet gegaan.
- 13 maart 2019. Eén van de trocaropeningen is pijnlijk en rood. De verpleegkundige schrijft in de status dat het wondje een klein beetje pussig is. De zaalarts wordt er bij geroepen en stelt voor de wond driemaal daags te spoelen met een vrouwenkatheter. Er wordt geen antibiotica voorgeschreven.
- 15 maart 2019. De patiënt kampt met een acute dyspnoe. Bij lichamelijk onderzoek vallen een verhoogde centraalveneuze druk, een luide souffle in de rechter onderbuik en een sterk uitgezette buikwand op. Er wordt een CT-angiografie verricht, waarbij een ontstoken arterioveneuze fistel wordt gezien, waarschijnlijk veroorzaakt door het inbrengen van de Verresnaald voor insufflatie tijdens de laparoscopie. Hierop wordt de patiënt direct overgeplaatst naar het UMC.
De prevalentiemeting vindt plaats op 15 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Diepe POWI (2.1.3)
Toelichting
Tijdens de operatie wordt pus gezien, daarom wordt de operatie als een wondklasse 4 gezien. Dit impliceert dat er micro-organismen aanwezig kunnen zijn die een verhoogde kans geven op een POWI. Zie ook FAQ PO - Welke infecties moeten als zorginfectie worden geregistreerd?
Op 13 maart wordt voldaan aan de definitie van een oppervlakkige POWI. Op 15 maart wordt voldaan aan de definitie van een diepe POWI. Een diepe POWI overruled de oppervlakkige POWI, alleen de diepe POWI wordt geregistreerd.
De POWI wordt als POWI 2.1.3 geregistreerd, binnen PREZIES worden de definities 2.1.2 en 2.1.3 samengevoegd als diepe POWI.
|
|
Casus 8
Op 17 maart 2019 wordt een 69-jarige man opgenomen op de afdeling chirurgie in verband met een hemicolectomie de volgende dag.
- 17 maart 2019. De patiënt wordt voorbereid op de operatie, er wordt een epiduraalkatheter ingebracht.
- 18 maart 2019. De operatie verloopt zonder complicaties, de patiënt verlaat de operatiekamer met een verblijfskatheter, perifeer infuus en de epiduraalkatheter.
- 19 maart 2019. Het gaat goed, alle medische hulpmiddelen worden verwijderd. Er wordt een urinekweek afgenomen, omdat de urine wat troebel is.
- 21 maart 2019. Uitslag urinekweek: 10.5 kve/ml Escherichia coli. De patiënt krijgt een recept mee voor een orale kuur 500 mg ciprofloxacine tweemaal daags gedurende vijf dagen.
De prevalentiemeting vindt plaats op 21 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Geen zorginfectie
Toelichting
Het betreft een asymptomatische urineweginfectie. De definitie van een asymptomatische urineweginfectie staat genoemd in de definitieset onder 5.2, echter er staat bij dat deze infectie binnen het prevalentieonderzoek van PREZIES niet wordt geregistreerd. De reden is dat het al dan niet registreren van een asymptomatische urineweginfectie (te) sterk afhangt van het kweekbeleid.
|
|
Casus 9
Op 21 maart 2019 wordt een 61-jarige vrouw opgenomen op de afdeling chirurgie voor een geplande open cholecystectomie.
Anamnese: hypertensie, diabetes mellitus type 2. De patiënte is obees.
- 21 maart 2019. Patiënte wordt voorbereid voor de operatie morgen.
- 22 maart 2019. De operatie wordt uitgesteld vanwege een spoedgeval.
- 23 maart 2019. Ter voorbereiding op de operatie krijgt patiënte als profylaxe cefazoline 3 gr in plaats van 2 gr IV in verband met haar forse overgewicht. Mevrouw wordt om 11 uur geopereerd en verlaat de operatiekamer met een verblijfskatheter en perifeer infuus. De operatie is zonder problemen verlopen. Mevrouw is stabiel.
- 24 maart 2019. Het gaat goed. Eind van de middag worden de blaaskatheter en het infuus verwijderd.
- 25 maart 2019. Patiënte klaagt over pijn bij het plassen en pijn in haar onderbuik. Mevrouw is koortsvrij. De verpleegkundige stuurt een dipstick in. De uitslag is ’s middags bekend: positief voor nitriet en leukocyten.
- 26 maart 2019. Patiënte voelt zich beter, geen dysurie meer. Ze gaat om 11 uur huiswaarts.
Het prevalentieonderzoek vindt plaats op 26 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Geen zorginfectie
Toelichting
Op de onderzoeksdag dag hoeft een infectie niet meer aan de definities te voldoen, maar moet daar in een eerder stadium wel aan hebben voldaan. Infecties worden geregistreerd indien op de dag van het onderzoek nog klinische symptomen aanwezig zijn, dan wel nog behandeling plaatsvindt (voorbeelden: behandeling met antibiotica, wondbehandeling).
Op 25 maart wordt weliswaar voldaan aan definitie 5.1.2 symptomatische urineweginfectie niet microbiologisch bevestigd (dysurie, pijn onderbuik = pijn suprapubisch en een positieve dipsticktest). Maar op 26 maart zijn er geen klachten meer en wordt de patiënt niet behandeld.
|
|
Casus 10
Op 28 februari 2019 wordt een 74-jarige man met acute urineretentie opgenomen op de afdeling urologie. Sinds twee weken gaat het plassen moeilijk en sinds vanmorgen is het bijna onmogelijk om te plassen. De patiënt woont zelfstandig en is met spoed door de huisarts doorverwezen. Op de spoedeisende hulp is meneer eenmalig gekatheteriseerd (750 ml) om de druk op de blaaswand weg te nemen. Er is gekozen voor een eenmalige katheterisatie. De patiënt wil absoluut geen verblijfskatheter, na een galblaasoperatie in 2002 heeft hij een urineweginfectie opgelopen na het gebruik van een verblijfskatheter in dit ziekenhuis.
- 28 februari 2019. De patiënt is koortsvrij. De uroloog schrijft in de status: vooralsnog 4-6 maal daags intermitterende katheterisatie, urinekweek en een transrectale echografie. De echografie wordt ’s middags uitgevoerd. Uitslag: vergrote prostaat. De patiënt wordt voor een TURP op het OK-programma gezet voor woensdag 6 maart.
- 2 maart 2019. De patiënt wordt dagelijks 5-6 maal intermitterend gekatheteriseerd, hij voelt zich goed en heeft geen klachten. De urinekweek is negatief.
- 4 maart 2019. Vannacht heeft meneer hoge koorts ontwikkeld, 39,6°C. De arts schrijft een empirische behandeling voor met meropenem 500 mg IV en gentamicine 320 mg 1x daags. De intermitterende katheterisaties worden voortgezet.
- 6 maart 2019. De temperatuur is gedaald tot 38,0°C. De urinekweek is positief met een Escherichia coli (> 10.5 kve/ml) gevoelig voor de carbapenems. De gestarte therapie wordt voortgezet, maar de operatie wordt uitgesteld tot vrijdag
Het prevalentieonderzoek vindt plaats op 6 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Symptomatische urineweginfectie microbiologisch bevestigd (5.1.1) en gerelateerd aan het gebruik van een urethrakatheter
Toelichting
Aan het protocol voor 2019 is toegevoegd dat een urineweginfectie ook gekoppeld kan worden aan intermitterende katheterisatie, indien deze plaatsvond binnen 7 dagen voor het ontstaan van de urineweginfectie.
|
|
Casus 11
Op 12 maart 2019 wordt een 78-jarige man opgenomen op de afdeling geriatrie. Hij is door de huisarts doorgestuurd vanwege dehydratie en toenemend verward gedrag.
Anamnese: Patiënt woont met zijn echtgenote zelfstandig, ze hebben tweemaal per week hulp in de huishouding. De laatste dagen is meneer minder actief en heeft hij ook minder eetlust. In verband met een al jaren bestaande hoge bloedruk gebruik patiënt bloeddrukverlagers en plaspillen.
- 12 maart 2019. Patiënt wordt ter observatie opgenomen op de afdeling geriatrie. Er wordt gestart met vochttoediening via een perifeer infuus. Temp 36,9°C.
- 14 maart 2019. Patiënt vertoont verward gedrag en is soms agressief naar de verpleging. Eten gaat nog steeds niet zo goed, omdat meneer misselijk is. Hij heeft niet gebraakt, maar zegt wel hoofdpijn te hebben. De insteekopening van het infuus is wat rood, maar niet pijnlijk. Er wordt bloed- en urineonderzoek gestart, omdat patiënt niet hersteld.
- 16 maart 2019. Temperatuur 36,8°C. De onderzoeken wijzen op een mogelijk hyponatriëmie. Alhoewel de klachten van meneer niet heel specifiek zijn, zouden ze kunnen passen bij een milde hyponatriëmie. De internist wordt in consult geroepen. Het gebruik van de diuretica wordt gestaakt en de behandeling om de serumnatruimconcentratie te verhogen wordt gestart.
- 18 maart 2019. Het gaat aanzienlijk beter. Meneer is niet meer verward en hij heeft ook meer eetlust.
- 19 maart 2019. Vannacht heeft patiënt hoge koorts ontwikkeld (temp 39,8°C) en heeft koude rillingen. Daarnaast ook hoofdpijn, hoesten en pijn achter het borstbeen. Er worden twee sets bloedkweken afgenomen en er wordt gestart met piperacilline/tazobactum IV.
- 21 maart 2019. De bloedkweken zijn (nog) negatief en inmiddels vertonen ook twee andere patiënten dezelfde klachten. Patiënt heeft nog steeds temp 39,1°C, maar voelt zich iets beter. De zaalarts denkt aan influenza en de antibiotica worden gestopt. Sneldiagnostiek (PCR op keelwat) wordt ingezet en blijkt positief voor Influenza A.
Het prevalentieonderzoek vindt plaats op 21 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Systemische infectie (16)
Toelichting
Omdat een Influenza zich, afhankelijk van het type, niet uitsluitend als (lage) luchtweginfectie presenteert, maar soms ook als infectie van het gastro-intestinale systeem, is besloten om een in het ziekenhuis opgelopen Influenza te registreren als systemische infectie (16). |
|
Casus 12
Op woensdag 6 maart 2019 wordt een 68-jarige vrouw opgenomen in verband met hoge koorts en een snelle hartslag. Sinds enkele dagen heeft mevrouw weinig eetlust, is erg vermoeid en kortademig. Gisteravond was ze misselijk en heeft ook gebraakt. Ze wordt opgenomen op de afdeling thoraxchirurgie, omdat ze in januari een nieuwe mechanische hartklep heeft gekregen en de klachten kunnen wijzen op een endocarditis.
Anamnese: op 15 januari 2019 heeft de patiënt een hartklepoperatie ondergaan in verband met een lekkende hartklep. Op 14 februari is mevrouw bij de tandarts geweest in verband met een gebroken kies. De tandarts heeft de kies afgeslepen en een noodkroon geplaatst. Ter voorbereiding op de behandeling heeft mevrouw amoxicilline gekregen als profylaxe. 28 februari is de definitieve kroon geplaatst. Voor het plaatsen van de kroon was geen endocarditisprofylaxe geïndiceerd.
- 6 maart 2019. Patiënte wordt in verband met het hartfalen opgenomen op de afdeling thoraxchirurgie en er wordt een echo van het hart gemaakt. Mevrouw heeft 39,8°C. De aanname dat er sprake is van een acute endocarditis wordt bevestigd door de echocardiografie. Er worden drie sets bloedkweken afgenomen met een tussenpauze van ten minste 15 minuten. Er wordt empirisch gestart met vancomycine en gentamicine IV, nadat een jugulariskatheter is ingebracht.
- 7 maart 2019. Patiënte heeft 38,8°C en voelt zich nog erg vermoeid. De behandeling met antibiotica wordt voortgezet.
- 8 maart 2019. Uit alle bloedkweken is een Enterococcus faecalis geïsoleerd, de antibiotische behandeling wordt ongewijzigd voortgezet gedurende tenminste 4 weken.
Het prevalentieonderzoek vindt plaats op 8 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Diepe POWI (2.1.2) (voldoet aan 7.2 Endocarditis)
Toelichting
Een infectie die ontstaat na een operatie en die de huid, het subcutaan weefsel of het dieperliggende weefsel van het operatiegebied betreft wordt altijd als postoperatieve wondinfectie geregistreerd. Het is daarbij mogelijk dat de infectie zelf voldoet aan een andere definitie, voorbeelden zijn een endocarditis (7.2), mediastinitis (7.4) en een intracraniële infectie. In dit geval voldoet de beschrijving aan definitie 8.1 intracraniële infectie (8.1) en wordt als diepe POWI 2.1.2. geregistreerd.
Mag deze Endocarditis als zorginfectie worden geregistreerd, er is immers kans dat de besmetting buiten het ziekenhuis is ontstaan? Zie FAQ POWI nr. 8 Hoe registreer ik een POWI als deze wordt veroorzaakt door een micro-organisme dat al pre-operatief aanwezig was, of als het micro-organisme naar aller waarschijnlijkheid post-operatief in de operatiewond is gekomen?
|
|
Casus 13
Op 13 maart 2019 wordt een 51-jarige vrouw opgenomen voor een sigmoïdresectie.
Anamnese: Drie weken geleden heeft patiënte de huisarts geconsulteerd in verband met bloed bij de ontlasting. Tijdens de colonscopie is een grote poliep gezien die operatief moet worden verwijderd.
- 13 maart 2019. Patiënte wordt opgenomen op de afdeling chirurgie. Ter voorbereiding op de operatie wordt een epiduraalkatheter en een jugulariskatheter ingebracht.
- 14 maart 2019. Patiënte wordt geopereerd en op de operatiekamer wordt een urethrakatheter ingebracht.
- 15 maart 2019. Patiënte heeft op de rand van het bed gezeten, het gaat goed. De urethrakatheter wordt verwijderd.
- 16 maart 2019. Mevrouw voelt zich helemaal niet lekker en heeft koorts (38,8°C). De operatiewond ziet er rustig uit en mevrouw geeft geen buikklachten aan. Er wordt besloten perifeer twee sets bloedkweken af te nemen.
- 17 maart 2019. Mevrouw heeft hoge koorts 39,1°C en er wordt besloten de jugulariskatheter te verwijderen, de tip te kweken en nog twee bloedkweken af te nemen. Er wordt gestart met 3x daags cefuroxim IV via een perifeer infuus.
- 19 maart 2019. De tipkweek is positief met 20 kve Staphylococcus epidermidis. Er is ook 1 bloedkweek positief met dezelfde Staphylococcus epidermidis, de andere drie bloedkweken vertonen geen groei. De behandelend arts overlegt met de arts-microbioloog. De arts-microbioloog twijfelt en denk aan contaminatie, omdat drie van de vier bloedkweken negatief zijn.
Het prevalentieonderzoek vindt plaats op 19 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Lijnsepsis (3.2.1)
Toelichting
De casus voldoet op 19 maart aan definitie 3.2.1. Er zijn klinische verschijnselen (koorts), de semi-kwantitatieve tipkweek is positief en er is een bloedkweek positief met hetzelfde micro-organisme.
|
|
Casus 14
Op 12 maart 2019 wordt een 16-jarige jongen opgenomen voor een appendectomie.
Anamnese: Sinds het weekend heeft de patiënt stekende pijn in zijn buik, koorts (38,8°C) en is hij misselijkheid. 12 maart bezoekt hij de huisarts, de huisarts denkt aan een appendicitis en stuurt de patiënt door voor een echo van de buik.
- 12 maart 2019. Er wordt een echo van de buik gemaakt, waarop de ontsteking goed te zien is. De patiënt wordt opgenomen op de afdeling chirurgie en in de namiddag na het reguliere OK-programma wordt een laparoscopische appendectomie uitgevoerd.
- 13 maart 2019. De patiënt heeft nog pijn aan de wondjes van de insteekopeningen, maar voelt zich verder goed en heeft geen koorts meer.
- 14 maart 2019. De insteekopeningen van twee hechtingen zijn een beetje pussig en rood, de verpleegkundige desinfecteert de huid rond de hechtingen en brengt een schoon gaas aan. De patiënt gaat met ontslag.
Het prevalentieonderzoek vindt plaats op 14 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Infectie aan de huid (15.1)
Toelichting
Geringe infectie rond hechtingen operatiewond. Worden binnen de module POWI niet als POWI geregistreerd, maar binnen het Prevalentieonderzoek wel als ‘Infectie aan de huid’ (15.1). Staat beschreven onder punt 2 in de definities (bladzijde 8 bovenaan).
|
|
Casus 15
Op 20 maart 2019 wordt een 84-jarige man overgenomen vanuit het UMC na een geïsoleerde open aortaklep operatie in het UMC op 14 maart 2019.. De patiënt wordt overgeplaatst naar het hartcentrum in het topklinisch ziekenhuis om opnieuw geopereerd te worden, omdat een mediastinitis is ontstaan veroorzaakt door Streptococcus milleri en Pseudomonas aeruginosa. De patiënt krijgt via een jugulariskatheter piperacilline in combinatie met tazobactam.
- 20 maart 2019. De patiënt wordt opgenomen op de afdeling thoraxchirurgie en wordt voorbereid op de operatie morgen. De antibioticabehandeling wordt voortgezet.
- 21 maart 2019. De patiënt wordt opnieuw geopereerd, de wond is pussig. Het sternum is in tact en daarom wordt besloten de wond uitgebreid te spoelen, de chirurg laat de wond open, zodat gestart kan worden met VAC-therapie.
Het prevalentieonderzoek vindt plaats op 21 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Diepe POWI (2.1.2) (infectie telt niet mee voor het prevalentiecijfer van het registrerende ziekenhuis)
Toelichting
Overname van een patiënt uit een ander ziekenhuis met een diepe POWI na een daar uitgevoerde operatie.
De mediastinitis wordt als diepe POWI bij opname geregistreerd met daarbij de melding “ander ziekenhuis”.
De infectie telt niet mee voor het registrerende ziekenhuis, maar wel voor het landelijke prevalentiecijfer.
|
|
Casus 16
Op 12 maart 2019 wordt een 54-jarige vrouw opgenomen voor het opheffen van een ileostoma in verband met fistelvorming.
Anamnese: De patiënte is al jaren bekend met de ziekte van Crohn. Het afgelopen jaar had zij veel last van een ontstoken endeldarm en anus. Om het colon kans te geven om zich te herstellen is drie maanden geleden gekozen voor het aanleggen van een tijdelijk ileostoma als behandeloptie. In verband met fistelvorming is besloten om de ileostoma nu op te heffen.
- 12 maart 2019. De patiënt wordt opgenomen op de afdeling chirurgie.
- 13 maart 2019. De patiënt wordt geopereerd en de dunne darm wordt weer aangesloten op het colon. Er worden twee wonddrains achtergelaten en mevrouw heeft een perifeer infuus.
- 14 maart 2019. Het gaat redelijk, het infuus wordt verwijderd.
- 15 maart 2019. Mevrouw klaagt over pijn in haar buik, heeft koorts 38,7 °C en haar buik is hard en gezwollen. De drains lopen bloederig af. Er wordt een CT-scan verricht. De scan laat een lekkage van de dunne darm zien. Er wordt besloten om ’s middags opnieuw te opereren om de lekkage op te heffen. Tijdens de operatie wordt de lekkage hersteld en wordt de buik gespoeld, omdat darmvocht vanuit de dunne darm in de buik is gelopen. Mevrouw verlaat de operatiekamer met een perifeer infuus en een katheter à demeure.
Het prevalentieonderzoek vindt plaats op 15 maart 2019.
|
|
|
|
|
|
|
Antwoord
Geen zorginfectie
Toelichting
Ook voor operaties aan de dunne darm geldt dat in het geval van een lekkage of darmperforatie uitsluitend een diepe POWI kan worden vastgesteld als er sprake is van een abces, pus of klinisch vastgestelde secundaire peritonitis |
|